Voor de toepassing van de artikelen 5, eerste en tweede lid, 6, 7, 8, van hoofdstuk 4 en de daarop berustende bepalingen zijn, behoudens het tweede lid, burgemeester en wethouders van de gemeente waarin grond of baggerspecie op of in de bodem, uitgezonderd de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, wordt toegepast, het bevoegd gezag.
Indien grond of baggerspecie op of in de bodem, uitgezonderd de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, wordt toegepast binnen een inrichting die behoort tot een categorie van inrichtingen, die is aangewezen krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, en op grond van artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een ander orgaan dan burgemeester en wethouders bevoegd gezag is of zou zijn, is dat andere orgaan het bevoegd gezag.
De beheerder is het bevoegd gezag voor degene die grond of baggerspecie toepast in een oppervlaktewaterlichaam.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Besluit bodemkwaliteit
artikel: 5
(20-12-2019)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
wijziging |
25-03-2010 |
10-06-2010 |
||||||
wijziging |
02-12-2009 |
10-12-2009 |
||||||
nieuwe-regeling |
22-11-2007 |
20-12-2007 |
Opmerkingen
1) Treedt voor het toepassen van grond en baggerspecie in de Nederlandse territoriale zee in werking op 1 oktober 2008 (Stb. 2008/382).